Identiteitskonflikten in de adolescentie.

Auteurs

  • M.J. Langeveld

Samenvatting

De opbouw van deze Groningse dissertatie is duidelijk enals werkstuk, dat klaar moet komen, leesbtiar en toetsbaarmoet zijn, beantwoordt het volkomen aan de eisen, diemen aan een dgl. proefschrift stellen kan. Uitgangspuntzou anders voor het begrip 'identiteit' alleen al de helefilosofie van de laatste vijfenzeventig jaar hebben kunnenzijn. De ontwikkelingspsycholoog en antropologischfilosofisch zeer geïnteresseerde William Stern spreekt vande 'successieve eenheid van het vele' als: 'die Tatsache derpersönlichen Identität' in het begin al van zijn uil 1906stammende 'Ableitung und Grundlehre des kritischenPersonalismus'. Bij Max Scheler (p. 444 in zijn beroemde'Formalismus' van 1913) wordt het identiteitsbewustzijnverbonden met een continuïteitsbesef. Maar ook in tal van'existentiefilosofieën' is dit begrip van fundamenteel belang. Niet minder is de 'identiteit' als probleem aan de ordein alle 'zelfkennis, zelfontdekking, enz. zoals b.v. inGusdorfs: La découverte de soi (1948). De 'terugverwijzing' en de onmiddellijke plaatsbepaling der adolescentieproblematiek zou hier een zeer veel rijker uitgangspuntgevonden hebben dan bij Erikson. Maar men zou ditWellicht voor 'te filosofisch' of 'niet empirisch' of ietsdergelijks willen uitmaken. 'In de zomer van 1974 werd aan 48 personen in de leeftijdvan 17 lol en mei 25 jaar. die zich om advies haddengewend lot hel .longeren Advies Cenlrum le Groningen,gevraagd mee le werken aan hel onderzoek' (p. 101). Dilonderzoek beiust in wezenlijke opzichten op Marcia'sonderzoek (1966), sluit aan op het trajekt Bronfenbrenner,Siegelman, enz. Wal hel ouderiijk 'gedrag' betreft, legdede schrijver ook Luleijn's Nederlandse PersoonlijkheidsVragenlijst (1974) voor. Interviews volgden.

Downloads

Gepubliceerd

2023-08-16

Nummer

Sectie

Artikel