Theorien des Curriculums
Samenvatting
Dit Habilitationsschrift handelt niet over leerplanontwikkeling, doch over de theorievorming, die overdit centrale thema in de onderwijskunde is ontstaan.Karl Frey maakte tot voor kort deel uit van de Freiburger Arbeitsgruppe für Lehrplanforschung en verrichtte in dat kader onderzoek en ontwikkelingswerk,dat ook in ons land aandacht heeft getrokken (vgl.het binnenkort verschijnende verslag met papers vande Workshop on Curriculum Research, onder auspiciën van SVO te Vierhouten gehouden in december1970). Momenteel is hij Direktor am Institut für diePädagogik der Naturwissenschaften aan de Universiteit van Kiel, waar zoals mij tijdens een CERIworkshop te Kassei (1970) bleek methodologisch eninhoudelijk interessant ontwikkelingswerk wordt■Verricht, m.n. constructie en experimentele beproeving van differentiërende onderwijsleerpakkettenVoor het natuur en scheikundeonderwijs op voortSezetonderwijsniveau, waarbij veel aandacht aan^elfinstructie en verwerking in eigen tempo wordtgeweven. Ik vermeld dit omdat het onderhavige boekeen zeer theoretisch gerichte studie is, een omstandigheid die tot het misverstand zou kunnen leidendat 'ook bij onze buren alles louter theorie' zou zijn.Aandacht voor de wetenschapstheoretische en methodologische aspecten van curriculumtheorieën isnoodzakelijk wil het praktische werk niet in traditioneel gedoe veriopen. Het komt mij voor dat Frey, als weinig anderen inEuropa, zich bijzonder intensief met zowel de Europese als de Amerikaanse literatuur heeft beziggehouden (de literatuuropgave telt plm. 350 titels). Zijnpoging tot rubricering van curriculumtheorieën lijktmeer interessant (of merkwaardig) dan nuttig. Deauteur doet er zelf verder ook weinig mee in de volgende drie delen van zijn boek. De achtergrond daarvan is wellicht dat Frey het curriculumbegrip nogalverzelfstandigt, zo niet isoleert: de relatie met deconcrete schoolwerkelijkheid, met onderwijsorganisatievormen en met de verscheidenheid der leerlingen,voor wie het leerplan uiteindelijk toch bedoeld is, isimpliciet wel steeds aanwezig, doch zou waar hetgaat om stelselmatige inventarisatie van leerplantheorieën meer expliciet in het geding gebracht kunnenzijn. De werkelijkheidswaarde van de systematiseringspoging zou er door zijn vergroot.